-
1 care
n. zorg; zorgzaamheid; verzorging; behandeling; supervisie--------v. verzorgen; behulpzaam zijn; aardig zijncare1[ keə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zorg ⇒ ongerustheid, (be)kommer(nis)2 zorg(vuldigheid) ⇒ voorzichtigheid, behoedzaamheid3 verantwoordelijkheid ⇒ zorg, toezicht♦voorbeelden:〈 informeel〉 have a care! • pas op!a care -marked face • een door zorgen getekend gezichtthe child is my care • ik heb het kind onder mijn hoedetake care and see you next week • tot over een week en hou je taaitake care of the pence/pennies • op de kleintjes lettenhandle with care • (pas op,) breekbaar!it will take care of itself • het komt vanzelf (weer op zijn pootjes) terechttake care to • ervoor zorgen datleave in the care of • toevertrouwen aan de hoede/zorg van(in) care of • per adresunder doctor's care • onder doktersbehandelingthe shop is under the care of Mrs Jones • de winkel wordt beheerd door mevrouw Jones————————care2♦voorbeelden:1 well, who cares? • nou, en?; wat zou het?do you care much about going? • moet jij er nou zo nodig heen?I am beyond/past caring (for) • het kan me niets meer schelenfor all I care • wat mij betreftI don't care if you do • mij best→ care for care for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (graag) willen ⇒ zin hebben (in), bereid zijn te2 zich bekommeren om ⇒ geven om, zich aantrekken van♦voorbeelden:I couldn't care less • het zal me een zorg zijnhe doesn't seem to care very much • zo te zien kan het hem weinig schelen -
2 carefree
adj. zorgeloos; vrij; zonder enige zorgencarefree -
3 free from care(s)
-
4 slaphappy
-
5 ataraxic
adj. Bedaard, rustig, kalm, zonder zorgen -
6 laid-back
ontspannen, kalm, ongehaast; zonder zorgen, rustig zijn gang gaand -
7 sleep like a baby
als een baby slapen, heerlijk zonder zorgen slapen -
8 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
9 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
10 foster
adj. als pleegkind opnemen; koesteren; aanmoedigen--------v. aanmoedigen, vooruit helpen; kweken, zorgen voor; in huis nemen; aannemen, opnemen, opgeven[ fostə] -
11 reckless of danger
reckless of danger -
12 reckless
adj. voorbarig; overijld, haastig[ rekləs] 〈 recklessness〉1 roekeloos ⇒ onvoorzichtig, wild♦voorbeelden: -
13 self-catering
-
14 life of luxury
luxe leven (leven zonder economische zorgen) -
15 worrywort
n. tobber, zwartkijker, iemand die de neiging heeft zich constant zorgen te maken en vaak zonder reden en onnodig
См. также в других словарях:
Sorge — 1. Allzeit mit sorgen. – Latendorf II, 5. Kaiser Rudolf s Symbol. 2. Allzeit mit sorgen, Abend vnd Morgen. – Petri, II, 8. 3. Als offt dich sorg vnd noth angath, so pflege alter leute rhat. Lat.: Vtere consilio, vir amice, senum tibi mando. (Loci … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pinksterlanddagen — Die Pinksterlanddagen ist die größte anarchistische Veranstaltung der libertären Bewegung in den Niederlanden. Inhaltsverzeichnis 1 Geschichte 1.1 Veranstaltung 2 Aktivitäten 2010 2.1 … Deutsch Wikipedia
Gerard Reve — Gerard Kornelis van het Reve (* 14. Dezember 1923 in Amsterdam; † 8. April 2006 in Zulte, auch bekannt unter dem Namen Simon van het Reve) war ein niederländischer Schriftsteller. Zusammen mit Willem Frederik Hermans und Harry Mulisch zählt er… … Deutsch Wikipedia
Reve — Gerard Kornelis van het Reve (* 14. Dezember 1923 in Amsterdam; † 8. April 2006 in Zulte, auch bekannt unter dem Namen Simon van het Reve) war ein niederländischer Schriftsteller. Zusammen mit Willem Frederik Hermans und Harry Mulisch zählt er… … Deutsch Wikipedia
Haupt — 1. Ain haubt von Behmer land, zway weisse ärmlin von Prafond, ain prust von Schwaben her, von Kernten zway tüttlin, ragend als ain sper, ain pauch von Oesterreich, der wär schlecht vnd geleich vnd ain Ars von pollandt, auch ein Bayrisch f. daran … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kopf — 1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am Kopf des Narren lernt der Junge scheren. Die Araber in Algerien: Am Kopfe der Waise macht der Chirurg Versuche. Die ägyptischen Araber: Er lernt das Schröpfen an den Köpfen der Waisen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Recht (Subst.) — 1. Alles, was das Recht erlaubt, thut man mit Recht. – Graf, 285, 6. Mhd..: Allez daz das reht irloubt, daz tut man wol mit rehte. (Daniels, 334, 43.) 2. Alt Recht und frischer Braten ist wohl zu rathen. Böhm.: Stará práva, čerstvá potrava –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon